-
1 contant
♦voorbeelden:ƒ 30,- contant • 30 florins comptantover contant geld beschikken • avoir du liquidede contanten • le comptant, les espèceswij verkopen alleen à contant • on vend seulement au comptant→ link=handje handje -
2 contant
1. bn 2. bw -
3 munt
1 [geldstuk] (pièce <v.> de) monnaie 〈v.〉♦voorbeelden:1 iemand met gelijke munt (terug)betalen • rendre à qn. la monnaie de sa pièceiets voor goede munt aannemen • prendre qc. pour argent comptantgouden munten • monnaies d'orklinkende munt • espèces sonnantes et trébuchantesmet klinkende munt betalen • payer comptantvalse munten • fausse monnaiemunten slaan • battre monnaie〈 figuurlijk〉 munt slaan uit iets • tirer profit de qc. -
4 betaling
-
5 cash
-
6 contante betaling
contante betaling -
7 de contanten
de contantenle comptant, les espèces -
8 degradatiewedstrijd
-
9 geld
♦voorbeelden:1 je geld of je leven! • la bourse ou la vie!baar geld • espècescontant geld • (argent) liquidein contant geld • en espècesgemunt geld • numérairemet gepast geld betalen • faire l'appointgrof geld verdienen • gagner grosgroot geld • billetskinderen betalen half geld • les enfants paient demi-tarifklein geld • monnaiepapieren geld • papier-monnaievals geld • fausse monnaiehet volle geld • (le) plein tarifvuil geld • argent gagné malhonnêtementzwart geld • argent noirzijn geld erdoor jagen • brûler la chandelle par les deux boutsergens (veel) geld tegenaan gooien • investir (des sommes folles) dans qc.het geld groeit mij niet op de rug • je ne suis pas Crésushet geld voor het grijpen hebben • rouler sur l'orgeen geld hebben • être sans le souzijn geld erbij inschieten • en être pour son argent〈 figuurlijk〉 iemand geld uit de zak kloppen • soutirer de l'argent à qn.zijn geld er uit krijgen • rentrer dans son argentgeld laten rollen • faire valser l'argentgeld door de vingers laten slippen • ne pas regarder à la dépenseveel geld opleveren • rapporter grosgeld slaan • battre monnaiesmijten met geld • jeter l'argent par les fenêtresgeld in iets steken • placer son argent en, dans qc.er geld op moeten toeleggen • en être de sa pochegeld wisselen • faire de la monnaiebovenop zijn geld zitten • être près de ses souszwemmen in het geld • rouler sur l'orniet goed? geld terug • remboursement garanti en cas de non-satisfactiondik in het geld zitten • être cousu d'ormet zijn geld geen raad weten • ne savoir que faire de son argentom geld vragen • demander de l'argentom geld verlegen zijn • être à court d'argentiets te gelde maken • faire argent de qc.van zijn geld leven • vivre de ses rentesvoor geld • pour de l'argentvoor geen geld ter wereld • pour rien au mondevoor geen geld • à aucun prixtwee voor hetzelfde geld • deux pour le prix d'ungeld als water verdienen 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 geld als slijk verdienen • faire beaucoup d'argentdat brengt geld in 't laatje • ça fait des soushet geld niet over de balk gooien • ne pas jeter l'argent pas les fenêtres -
10 handje
♦voorbeelden:¶ handje contantje betalenhandjes geven • distribuer des poignées de maineen handje van iets hebben • être coutumier du faiteen handje helpen 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 een handje toesteken • 〈 iemand〉 donner un coup de main; 〈 iets〉 pousser à la roue〈 figuurlijk〉 aan het handje lopen van iemand • s'appuyer sur qn.schoon in 't handje • (payer) rubis sur l'ongle -
11 het cash
het cash -
12 iets voor goede munt aannemen
iets voor goede munt aannemenprendre qc. pour argent comptant -
13 iets voor zoete koek slikken
iets voor zoete koek slikken〈 zonder morren accepteren〉 avaler qc.; 〈 voetstoots geloven〉 prendre qc. pour argent comptant -
14 ik kan dat niet voetstoots aanvaarden
ik kan dat niet voetstoots aanvaardenDeens-Russisch woordenboek > ik kan dat niet voetstoots aanvaarden
-
15 ik was de tel kwijt
ik was de tel kwijt -
16 kas
5 [holte waarin iets gevat is] 〈m.b.t. kies〉 alvéole 〈v.〉 ⇒ 〈m.b.t. oog〉 orbite 〈v.〉 ⇒ 〈m.b.t. edelsteen〉 chaton 〈m.〉♦voorbeelden:naar de kas gaan • passer à la caisseeen gescheiden kas voeren • faire bourse à partde kas houden • tenir la caissede kas opmaken • faire sa caissede kas sluit • la caisse est exactekrap bij kas zitten • être à court d'argentgoed bij kas zijn • être en fondsgeld in de kas storten • alimenter la caissein kas hebben • avoir (une somme) en caissehij is er met de kas vandoor gegaan • il est parti avec la caisseper kas • au comptant -
17 koek
♦voorbeelden:1 een gevulde koekdat is andere koek! • c'est une autre paire de manches!dat is voor haar gesneden koek • c'est du gâteau pour elledat is ouwe koek • c'est du déjà vuiets voor zoete koek slikken • 〈 zonder morren accepteren〉 avaler qc.; 〈 voetstoots geloven〉 prendre qc. pour argent comptantde koek is op • c'est finidat gaat erin als (gesneden) koek • 〈 dat is lekker〉 cela passe comme une lettre à la poste; 〈 dat vindt aftrek〉 ça se vend comme des petits pains 〈 un gâteau fourré à la pâte d'amande〉 -
18 korting voor contante betaling
korting voor contante betaling -
19 liggend geld
liggend geld -
20 met klinkende munt betalen
met klinkende munt betalen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
comptant — [ kɔ̃tɑ̃ ] adj. m., n. m. et adv. • mil. XIIIe; de compter 1 ♦ Que l on compte sur le champ. Argent comptant, (vieilli) deniers comptants, payés sur l heure et en espèces. Loc. Prendre qqch. pour argent comptant : croire naïvement ce qui est dit… … Encyclopédie Universelle
comptant — COMPTANT. adj. mascul. Il n est guère d usage qu en cette phrase, Argent comptant, qui se dit d Un argent qui est en espéces, et qu on compte sur le champ. Il a tant en argent comptant. Il est riche en argent comptant. Payer argent comptant.… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
Comptant — (spr. Kongtang), 1) baares Geld; 2) in baarem Gelde bezahlt; daher Comptantkauf. wo die gekauften Waaren sogleich baar bezahlt werden; indeß unterscheidet man noch C kauf, wo die Baarzahlung erst nach einer herkömmlichen Frist von 2–6 Wochen… … Pierer's Universal-Lexikon
Comptant — (franz., spr. kongtáng), s. Kontant … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Comptant — (frz., spr. kongtáng), s. Kontant … Kleines Konversations-Lexikon
Comptant — (frz. Kongtang), s. Contant … Herders Conversations-Lexikon
comptant — (con tan) adj. m. 1° Il ne se dit guère que dans ces locutions : argent comptant, deniers comptants, payés sur l heure et en espèces. • Recevant dix mille francs argent comptant, PASC. Prov. 12. • Pour les revendre argent comptant, COURNOT… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
COMPTANT — adj. m. Il n est guère usité que dans ces locutions, Argent comptant, deniers comptants, Argent en espèces, argent compté sur le champ. Il a tant en argent comptant. Payer argent comptant, en beaux deniers comptants. Il refusa les billets, et il… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
COMPTANT — adj. m. Qui se compte sur le champ. Argent comptant. Il a tant en argent comptant. Payer argent comptant. Il refusa les billets, et il voulut de l’argent comptant. On ne lui délivra les marchandises qu’argent comptant. Fig. et fam., C’est de… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
comptant — comp|tant Mot Agut Adjectiu invariable … Diccionari Català-Català
comptant — comp|tant [kõ tã:] <fr. ; »bar«> svw. ↑kontant … Das große Fremdwörterbuch